Geschiedenes
In het jaar 1188
wordt het goederenregister van Graaf Heinrich von Dalen, heer van Diepenheim, een hof Harmolle in Haaksbergen vermeld. Dit bezit bestond uit twee hoeven, namelijk Harmolle in Haaksbergen en de Har in Alstätte. Bewijs: beschrijving in het kadaster van Buurse over een grensovereenkomst tussen het "Hochstift Münster" en de provincie Overijssel van september 1969. Hier wordt onder andere gesproken over een gracht die de Twentse en Münsterse "Haermülere" scheidt.
In het jaar 1331
kocht de bisschop van Utrecht het heerschap Diepenheim. Hij had er natuurlijk belang bij de Haarmühle, die hij eveneens daardoor verkreeg, onder zijn gezag te brengen. Vandaar dat hij een overeenkomst met de bisschop van Münster sloot, waarna het westelijk deel van het landgoed (het huidige Harmölle in Buurse) aan het bisdom Utrecht toegedeeld werd en het oostelijk deel (het huidige goed Haarmühle) eigendom werd van de prins-bisschop van Münster.
Na de aankoop werd nog voor 1350 de bestaande watermolen op Hof Möllmann richting Alstätte afgebroken en op Haarmühle opnieuw opgebouwd. De molen in Buurse werd naar Haaksbergen verplaatst.
In het jaar 1350
Leent de bisschop van Utrecht voor 150 goudstukken het landgoed de Har aan de graaf Heinrich von Solms van Ottenstein.
In het jaar 1408
wordt het landgoed de Har, ook wel de Harink-erfenis genoemd, na de vernietiging van het kasteel Ottenstein en het verdrijven van de heren von Solms door de bisschop van Münster, Otto von Hoya, eigendom van de prins-bisschop.
In het jaar 1619
wordt de huidige watermolen gebouwd. Dit blijkt ook uit een inkeping in de eikenbalken boven de ingang onder het wapen van de prins-bisschop van Münster:
"Anno Domini 1619 den 26. November"
In het jaar 1721
liet Clements-August von Bayern, gelijktijdig ook keurvorst van Keulen, bisschop van Münster, Paderborn, Osnabrück en Hildesheim, de Haarmühle grondig renoveren en zijn wapen aan de zijingang bevestigen.
Renovatum anno 1721
In het jaar 1776
wordt in een notariële akte vermeld dat Heinrich Wülfering genaamd Haarmann en zijn echtgenote Maria Catharina Rölfing het erfelijke goed Haarmann, samen met de watermolen, in erfpacht krijgen "auf 3 Leiber nach ihm" (voor drie generaties na hem).
In het jaar 1803
als gevolg van de Reichsdeputationshauptschluss - de compensatie van de Duitse vorsten voor het verlies van linksrijns bezit in Frankrijk door kerkelijk eigendom - wordt de vorst Salm-Salm van Anholt eigenaar van de Harinkhof, ook wel goed Haarmann genoemd.
In het jaar 1852
wordt in het bedrijfsbelastingregister van het ambt Ottenstein in de parochie Alstätte nr. 24 een korenwatermolen genoemd: "zij wordt van de Aa aangedreven, heeft twee onderslagraderen en één bovenslagrad, elk met één maalgang". Het laatste molenrad wordt afwisselend met de eerste twee in gebruik genomen. Omdat de Aa vaak niet genoeg water geeft, kunnen de onderschlagraderen vaak van Johannes tot Michaël en niet zelden van mei tot november niet worden gebruikt.
Over de oliemolen wordt geschreven: "Het is een watermolen en die ligt aan de genoemde stuw met één onderslagrad en twee persen.
De molen heeft halfjaarlijks een gebrek aan water, omdat zij slechts het water kan gebruiken, dat de korenmolen niet gebruikt en dat is uitsluitend in de natte seizoenen het geval."
Als exploitant wordt de molenaar Johann Haarmann genoemd. Hij betaalt hiervoor in het jaar 1851 maandelijks een 1 rijksdaalder en 10 zilveren dubbeltjes, jaarlijks 16 rijksdaalders.
In het jaar 1905
wordt Josef Clemens August Brüggemann uit Bunnen bij Löningen (groot-Hertogdom Oldenburg) de nieuwe pachter van Vorst Salm-Salm en verkrijgt de hoeve Haarmann en de bijbehorende watermolen.
In het jaar 1930
opent Clemens August Brüggemann een café en schenkt koffie, thee, mineraal water, melk en bier uit de fles.
In het jaar 1982
koopt de stad Ahaus de molen, de stuw en de brug en laat deze restaureren.
In het jaar 1988
wordt de hele molen gerestaureerd en krijgt de molen een vernieuwde mechaniek (twee maalwerken).
In het jaar 2000
wordt een waterkrachtinstallatie gebouwd voor het opwekken van CO2-arme stroom.
In het jaar 2001
wordt de oude stal verbouwd naar de feestschuur anno 1824.
In het jaar 2016
geeft Clemens-August Brüggemann de Landgasthof Haarmühle aan Anne en Guido Brüggemann over.